2020, het jaar waarin het monetaire beleid op haar limieten botst?
Wars van oplopende handelsspanningen en verslechterende macro-economische cijfers, was 2019 een “grand cru” beursjaar. ...
Bij een afgeleid product hangt de prijs af van de waardeschommelingen ("volatiliteit") van de onderliggende waarde, bijvoorbeeld een aandeel, index of rente. De meest gekende afgeleide producten zijn opties, renteswaps (interest rate swaps) en valutaswaps (currency swaps).
Een aandelenoptie geeft de belegger het recht om in de toekomst tegen een vastgelegde prijs (uitoefenprijs) een onderliggend aandeel te kopen (call-optie) of te verkopen (put-optie). Voor dat recht betaalt hij vandaag een kleine premie, de optiepremie. In ruil legt hij de voorwaarden vast waaraan hij later een transactie kan – maar niet moet – uitvoeren.
Stel dat een belegger gelooft in het potentieel van aandeel X. Dan kan hij gewoon investeren in aandeel X. Maar hij kan ook een call-optie kopen. Daarmee verwerft hij het recht om dat aandeel in de toekomst aan een afgesproken koers te kopen. Stijgt de koers van het aandeel boven de uitoefenprijs? Dan is zijn winst het verschil tussen de marktprijs en de uitoefenprijs, minus de kost van de optie. Daalt het aandeel, dan wordt de optie waardeloos. Het verlies is dan gelijk aan de kost van de premie.
Bij een interest rate swap wisselen de twee contractpartijen toekomstige intrestbetalingen uit met elkaar. Bij de meest gebruikelijke renteswap betaalt de ene partij een variabele rente (gekoppeld aan de EURIBOR of LIBOR), de andere partij betaalt een vaste rente.
Bij een currency swap of valutaswap wisselen de partijen de intrestbetalingen (en eventueel de hoofdsom) uit van leningen in twee verschillende munten. Bedrijven die internationaal zakendoen, gebruiken valutaswaps omdat zij zo tegen betere voorwaarden kunnen lenen in de lokale munt. Met de valutaswap zetten ze de betalingen in vreemde valuta terug om naar de eigen munt.
Bedrijven en banken gebruiken afgeleide producten vaak om het risico te verminderen. Bij een renteswap is dat het renterisico, bij de valutaswap het muntrisico. Hetzelfde geldt voor een put-optie. Een voorzichtige vermogensbeheerder kan zich het recht kopen om in de toekomst een aandeel te verkopen aan een afgesproken prijs, waardoor hij zich verzekert tegen dalende beurzen.
Het venijn van afgeleide producten zoals opties schuilt in het hefboomeffect. De prijs van een aandelenoptie hangt immers onder andere af van de volatiliteit van het onderliggende aandeel. Een beweging in de aandelenkoers wordt daardoor fors uitvergroot in de optieprijs. Het procentuele rendement van een aandelenoptie (winst of verlies) is dus een pak groter dan bij een directe investering in het aandeel. En hoe volatieler het aandeel, hoe groter de hefboom.
Een investeerder die een gokje wil wagen, gebruikt ook afgeleide producten. Als hij denkt dat een effect (of een markt in haar geheel) gaat stijgen, gaat hij een long-positie aan door call-opties te kopen. Ziet hij de toekomst somber in, dan gaat hij een short-positie aan door put-opties te kopen. De optieprijs bedraagt slechts een fractie van de prijs van het aandeel of de index. Maar zelfs met die beperkte begininvestering wordt de speculant evengoed blootgesteld aan de koersschommelingen van het onderliggende effect. Procentueel zal zijn winst of het verlies daardoor veel hoger liggen dan bij een rechtstreekse investering. Dat noemt men het hefboomeffect of leverage. Slotsom? Opties kunnen zeer hevig fluctueren. En daarom laat je het handelen in derivaten om speculatieve redenen best over aan een professionele vermogensbeheerder.
Deze publicatie bevat algemene informatie en vormt geen persoonlijk advies. Deze informatie kan veranderen of onderworpen zijn aan specifieke regels of interpretaties, afhankelijk van de situatie. Beobank is niet verantwoordelijk voor de juistheid, de volledigheid en de bijgewerkte versie van de informatie uit de genoemde bronnen.